Hoe plant ik bonen?

Bonen, linzen en kikkererwten, om er maar een paar te noemen, zijn niet alleen duurzaam om te telen, maar verbeteren ook de bodemkwaliteit én zijn uitzonderlijk voedzaam. Met meer plantaardige eiwitten dan eender welk ander gewas verdienen peulvruchten een vaste plek in een (vegetarisch) eetpatroon.

Zelf peulvruchten kweken is beslist de moeite waard. De smaak van verse, zelf geoogste bonen is beduidend beter dan die uit de supermarkt. Hieronder enkele praktische tips om je goed voor te bereiden. 

Er zijn ontzettend veel soorten bonen en peulvruchten die je in de moestuin kunt kweken:

  • Stokslabonen
  • Tuinbonen
  • Doperwten
  • Chinese boontjes
  • Boterbonen
  • Slabonen
  • Kousenband

Of probeer eens iets nieuws, zoals de stamboon 'Kievits Lage Fagiolo Borlotto', die prachtige roodgevlekte bonen produceert. Met zoveel variatie is het niet moeilijk om door de bonen het bos niet meer te zien!

Klimbonen of struikbonen: welke kies je in de moestuin?

Als je zelf bonen wilt kweken, is het handig om vooraf te bepalen of je gaat voor struikbonen of klimbonen. Dit maakt het kiezen van de juiste soort een stuk eenvoudiger!

Struikbonen (lage bonen)
Struikbonen groeien niet hoger dan een halve meter en worden daarom ook wel lage bonen genoemd. Een groot voordeel is dat je geen steunconstructie nodig hebt. Ze groeien bovendien sneller dan klimbonen, waardoor je eerder kunt oogsten. Wel ligt de opbrengst een stuk lager. Struikbonen zijn ideaal voor het kweken in potten of kweekzakken. Houd er wel rekening mee dat je moet bukken tijdens het oogsten, omdat de bonen laag bij de grond hangen.
 
Klimbonen (stok- of staakbonen)

Klimbonen, ook wel stokbonen of staakbonen genoemd, hebben een stevige steun nodig om te kunnen groeien. Deze bonen kunnen tot 2 à 3 meter hoog worden. Ze groeien trager en kunnen door hun hoogte schaduw werpen op andere planten in je moestuin. Daartegenover staat een dubbel zo hoge opbrengst in vergelijking met struikbonen. Bekende klimbonen zijn onder andere prinsessenbonen (slabonen) en snijbonen.

Tip: een stevige constructie is essentieel
Omdat staken windgevoelig zijn, is een degelijke steunconstructie belangrijk. Gebruik bijvoorbeeld bamboestokken met klimgaas of kies voor een standaard klimframe. Maak een bedding van ongeveer één meter breed en plaats de stokken om de halve meter schuin tegenover elkaar zodat ze een tipi vormen. Verbind de stokken bovenaan met een dwarsligger, die je stevig vastmaakt met touw. Je kunt ook een bamboehouder gebruiken om de stokken bijeen te houden.

Bonen kweken in de moestuin: tips voor een succesvolle oogst

  • Stokbonen in de moestuin vragen wat voorbereiding. Een oud gezegde luidt: “Bonen mogen mei niet zien”, en dat klopt. Bonen zijn namelijk vorstgevoelig en houden niet van natte voetjes. Dit geldt voor zowel pronkbonen als gewone bonensoorten. Het eerste groen laat je dus best pas in juni verschijnen.
  • Voorzaaien kan vanaf midden april in een koude bak of tuinkas, of vanaf na IJsheiligen (15 mei) in de volle grond. Tuinbonen, erwten, capucijners, peulen en sugarsnaps zijn wél bestand tegen koude. Die kun je al vanaf februari voorzaaien in de kas en in maart uitplanten. Rechtstreeks zaaien in volle grond is mogelijk vanaf maart.
  • Optimale bodemomstandigheden voor bonen: Is de bodem nog te koud? Warm het bonenbed dan vooraf op met een vliesdoek. De ideale bodemtemperatuur ligt tussen 12 en 15°C. Kies altijd een zonnige plek in je tuin, zonlicht bevordert de groei en verbetert de smaak.
  • Voor een betere kieming en meer kans op succes laat je de bonenzaden een nacht weken in water. Zaai op zandgrond tot 5 cm diep, op zwaardere kleigrond maximaal 2 cm diep. Zaai altijd in een halve cirkel aan de binnenkant van de steunstok, op ongeveer 10 cm afstand. Zo klimt de plant vanzelf langs de stok omhoog. Gebruik per halve cirkel zo’n vijf zaden met een tussenafstand van ongeveer 10 cm, of plant de voorgezaaide bonen uit.
  • Bemesting, verzorging en wisselteelt: Extra meststoffen zijn overbodig. Bonen brengen zelf stikstof in de bodem via kleine knobbeltjes aan hun wortels. Zorg vooral voor voldoende water en mulch rond de planten. Houd het bonenbed onkruidvrij en plant eventueel wat bonenkruid tussen de staken.
  • Bonen behoren tot de peulgewassen en passen binnen een wisselteeltschema van minimaal één keer per vier jaar. Na bonen kun je bijvoorbeeld koolgewassen telen, gevolgd door wortel- of bladgewassen, enzovoort.

Ziekten en plagen bij bonen: dit moet je weten

Bonen zijn gevoelig voor verschillende plagen en ziekten. De zwarte bonenluis en de bonenspintmijt komen het vaakst voor. De bonenluis voedt zich met het sap van jonge planten en zit meestal bovenaan de stelen. Ze scheidt honingdauw af, een kleverige stof die de bonen oneetbaar maakt. Hierop kan roetdauw ontstaan, een zwarte schimmel die het blad verder aantast.

Vroeg ingrijpen is essentieel. Besproei de planten vóór de bloei regelmatig met brandnetelgier of een mengsel van bruine zeep en water. Zet ook lieveheersbeestjes uit in de moestuin en plant Oost-Indische kers, Afrikaantjes of goudsbloemen tussen de bonen – deze bloemen trekken de luizen weg van je bonenplanten.

Daarnaast kun je te maken krijgen met:

  • Bonenkever
  • Bonenvlieg
  • Botrytis cinerea (grauwe schimmel)
  • Sclerotiniarot
  • Roest
  • Voetziekte

Kies bij voorkeur voor ziekteresistente rassen om de kans op aantasting te beperken. 

Bonen oogsten en bewaren

Met een grote moestuin kun je verschillende bonensoorten kweken voor een gespreide oogst. Struikbonen leveren eerder peulen dan klimbonen, en door slim te zaaien tussen april en juli oogst je tot ver in de herfst. Afhankelijk van de soort zijn bonen na 50 tot 90 dagen klaar voor de pluk.

In de zomer oogst je best twee keer per week om de bloei en opbrengst te stimuleren. Pluk de bonen voorzichtig met de hand of gebruik een oogstschaar. Houd de plant met één hand vast en pluk met de andere. Na de oogst knip je het loof net boven de grond af, zodat de stikstof in de wortels behouden blijft voor je volgende teelt.

Bewaren van bonen

Verse bonen zijn het lekkerst als je ze dezelfde dag nog opeet. Leg ze niet in de koelkast – daar kunnen ze bruine plekken krijgen. In een koele berging blijven ze tot vier dagen goed.

Te veel geoogst? Vries ze in! Blancheer de bonen 3 tot 5 minuten, laat ze afkoelen en uitlekken, en bewaar ze vervolgens in diepvrieszakjes of -doosjes.

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief

In onze wekelijkse nieuwsbrief delen we onze promoties, handige tuintips, inspirerende creaties, nieuwigheden in onze winkels, … Kortom, iets om elke week naar uit te kijken, schrijf je snel in!

Inschrijven